Monday, 7 March 2016

Het is weer cijfertjes- en centjestijd

Vorig jaar heb ik hard gewerkt. Zo had als ik kon, met twee kinderen onder de vijf en het geheel nieuwe avontuur dat kleuterschool heet. Tegen de tijd dat je het ritme naar school - naar huis, naar school naar huis (en dat nog drie keer op een dag) eindelijk een beetje in je systeem hebt, en je dan toch nog een moment gevonden hebt om even achter de computer te kruipen is het vakantie. Of er is iemand ziek. Of er wil iemand niet slapen, terwijl dat wel moet, want anders kan ik niet werken.

Ondanks al die dingen heb ik vorig jaar dus best hard gewerkt. Ik heb aardig wat vertalingen geproduceerd (20!), waarvan enkele dit jaar pas verschijnen. En daar zat ook een stapeltje leuke sprookjes- en prentenboekjes bij die zo klaar waren, net als een geweldig prentenboek dat voor ieder kind gepersonaliseerd wordt gemaakt op basis van zijn of haar voornaam. Dat waren heel wat versjes die precies de juiste toon moesten hebben, en daar ging, ondanks het geringe woordaantal, weer heel veel tijd in zitten. Maar ik vond het allemaal hartstikke leuk om te doen.

Toen ik echter al mijn tabelletjes bij elkaar optelde voor de belastingaangifte, bleek het verschil met het jaar daarvoor echter nogal... nou... groot. In 2014 heb ik eveneens hard gewerkt, met dikker wordende buik en een beetje zwangerschapsuitkering. Maar in 2015 had ik mezelf voor mijn gevoel wel weer voorbijgestreefd, en dat met twee kleintjes die mama met alle liefde van de wereld van haar werk houden.

Daarom verbaasde dat verschil me eigenlijk wel. Ik wierp een blik op de titels: een hoop prentenboeken (weinig woorden), kinderboeken (vaak een halve YA of minder qua woordaantal) en minder Young Adults (dikke boeken vol woorden) gedaan. Dat je voor dunne boeken met een laag woordaantal minder verdient (per stuk) dan voor een dikke pil zonder illustraties, dat snapt iedereen. Maar die dikke pil is ook meer werk.

En daar zit het hem in. Voor mijn werktempo maakt het niet uit of ik 60.000 woorden vertaal tegen tarief X of tegen tarief Y, ik ben er net zo lang mee bezig. Maar als tarief X en Y zelfs maar één cent (per woord) schelen, dan gaat het in dit voorbeeld om 600 euro die je voor dezelfde tijdsinvestering meer of minder ontvangt.

Er zijn genoeg vertalers en groepen op social media die dan zeggen: je moet weigeren om voor dat lagere tarief te werken. Want anders doe je jezelf tekort en je benadeelt ook de hele beroepsgroep. (Ja, die vingerwijzing krijg je er ook meteen bij.) Misschien hebben ze wel gelijk, maar zolang er geen standaard minimumtarief is en er wel altijd andere vertalers zijn die, om wat voor reden ook, wel bereid zijn voor dat tarief te werken, trek je aan het kortste eind. Je mag gerust weigeren, dan zoeken zij wel een ander. En die vinden ze zo.

Wat dat betreft ben ik allang blij dat het zulk leuk en leerzaam werk is. Met elk boek dat ik vertaal leer ik weer iets voor het moment waarop ik zelf kan gaan zitten om te schrijven. (Wanneer dat ook moge zijn.) En zodra de vertalingen hier in de kast staan, heb ik weer iets om met recht trots op te zijn, iets waar ook mijn kinderen straks wat aan hebben. Bovendien biedt dit werk me de mogelijkheid om bij hen te zijn, elke dag, de hele dag, vakantie of niet. Dat is me heel veel waard.

Natuurlijk blijft het een domper als ik voor een vertaling een paar honderd euro minder verdien omdat de opdrachtgever een lager tarief hanteert, maar tot nu toe heb ik in al die tijd alleen maar nee gezegd tegen een klus omdat de gewenste deadline niet meer in mijn planning te proppen viel. Ik hoop dat dat zo blijft, al wil ik ook weer niet te vaak nee hoeven zeggen. Want dat kan ik - nog steeds - niet heel erg goed.